curiosum
- cu·ri·o·sum
- afgeleid van curieus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | curiosum | curiosa |
verkleinwoord | curiosumpje | curiosumpjes |
het curiosum o
- iets wat vreemd, merkwaardig en zeldzaam is, maar daarom nog niet noodzakelijkerwijs belangrijk of kostbaar
- Die ‘schok van de niet-herkenning’ had ik bij Fox. Als ik er dankzij Gino niet op was gestuit had ik de zender lang genegeerd als een curiosum, als een nicheproduct voor rechts-populistisch Amerika. In plaats daarvan keek ik, vanaf het begin. Naar reportages over christenen die onder vuur lagen omdat ze granieten beelden met de tien geboden in de publieke ruimte van hun dorpen wilden plaatsen. Naar verhalen over uitkeringstrekkers die sjoemelden met voedselbonnen. Naar items over overgevoelige studenten die in ‘uithuilhokken’ bij zinnen kwamen als ze zich in hun integriteit voelden aangetast.[1]
- Het opgebroken experiment-De Boer van Inter bevestigt het einde van de hoogconjunctuur van het Nederlandse trainerschap in Europa. De magie is weg. Guus Hiddink is verbleekt tot invaller in hoge nood. Waar het vroeger wemelde van Nederlandse trainers bij Belgische clubs zie je ze nu nog alleen terug in lagere regionen. John van den Brom was de laatste die bij een Belgische topclub heeft gewerkt. In de Eerste Klasse is niet een club meer met een Nederlandse coach. In de rest van Europa worden ze al even vakkundig genegeerd. Er is nog Ronald Koeman bij Everton en Dick Advocaat bij Fenerbahçe die met het nodige respect worden bejegend, maar Gertjan Verbeek schopt het niet verder dan een Duitse tweedeklasser. Waar hij ook nog wordt gezien als een Hollandse Popov, maar dan met de humor van een koevoet. Meer dan een curiosum zal het niet worden in de Bundesliga.[2]
1. iets wat vreemd, merkwaardig en zeldzaam is, maar daarom nog niet noodzakelijkerwijs belangrijk of kostbaar
- Het woord curiosum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "curiosum" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ NRC Menno de Galan 18 april 2017
- ↑ NRC Hugo Camps 4 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be