Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·tuur·wet·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  cultuur zn  en  wethouder zn , in de betekenis "gemeentebestuurder belast met cultuurbeleid" aangetroffen vanaf 1932 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud meervoud
naamwoord cultuurwethouder cultuurwethouders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cultuurwethouderm

  1. door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente dat verantwoordelijk is voor het beleid rond kunst en erfgoed
     De cultuurwethouders van Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Utrecht vragen het Rijk om extra geld vrij te maken voor de culturele sector. Podia, theaters en museums die gesloten moeten blijven vanwege de coronacrisis kunnen de financiële tegenslag niet aan, waarschuwen de wethouders in een op zondag gepubliceerde brief in de Volkskrant.[1]
     “We willen graag dat iedereen mee kan doen aan kunst en cultuur”, legt de cultuurwethouder uit.[2]
     Cultuurwethouder M. Swart vindt het een goed, maar schokkend schilderij, dat “op heel indringende wijze het onderwerp seksueel geweld in de maatschappij zichtbaar maakt”.[3]
      Voor deze cultuurwethouder beteekent cultuur, dat je geld op tafel legt, zocals de Wagner-vereeniging heeft gedaan.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Simone Peek
    “Cultuurwethouders vier grote steden vragen Rijk om steun voor de kunsten” (17 mei 2020) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Gert Meijer
    “In Emmen mag de buurt cultureel doen met geld van de gemeente” (12 december 2018) op dvhn.nl  
  3.   Weblink bron “Ophef over verkrachte padvinder” (10 maart 1998) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron Amsterdamsche gemeenteraad. Het Plan-Koopman wordt nader onderzocht. Het wethonders-trio van de S.D.A.P. lijdt een nederlaag. in: De Tribune  , jrg. 25 nr. 22 (12 november 1932), Sociaal-Democratische Partij, Amsterdam, p. 7 kol. 4