• craw·len
  • Van Engels  crawl ww .[1] In de betekenis van ‘met bovenarmse zwemslagen zwemmen’ aangetroffen vanaf 1950. [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
crawlen
crawlde
gecrawld
zwak -d volledig

crawlen

  1. overgankelijk (sport) zwemmen met de crawlslag
     Nicolien Mizee ging op zwemles. "In het water zonk ik van pure ontspanning traag naar de bodem." Aan het eind van de week kon ze drie slagen crawlen.[3]
     Tijdens mijn tour rond de Egadische eilanden zouden we gemiddeld 5 kilometer per dag zwemmen. En ik trek echt niet regelmatig 200 baantjes in het lokale binnenbad. Maar twee kilometer crawlen in buitenwater lukt wel, en ik rekende er op dat de fabelachtige zwemomgeving mij boven mijzelf zou doen uitstijgen.[4]
  2. overgankelijk (internet) doorzoeken van een groot aantal webpagina's door een computerprogramma
     De meeste zoekmachines beoordelen resultaten op trefwoorden, maar Google selecteert informatie in drie stappen: door websites systematisch te doorzoeken (crawlen), op waarde te schatten en te rangschikken.[5]
85 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[6]