cours
- cours
de cours mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord cour
- Het woord cours staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- cours
vervoeging van |
---|
courir |
cours
- eerste en tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van courir
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van courir
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
cours | le cours | cours | les cours |
cours m
- loop, verloop
- omloop
- (onderwijs) college [1], cursus, les
- (onderwijs) cursusboek
- (handel) koers
- (scheepvaart) vaart
- promenade
cours v
- meervoud van het zelfstandig naamwoord cour