convalescent
- con·va·les·cent
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herstellend’ voor het eerst aangetroffen in 1791 [1]
- afgeleid van het Latijnse valescere met het voorvoegsel con- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | convalescent | convalescenten |
verkleinwoord | - | - |
de convalescent m
- (medisch) zieke die herstellende is
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | convalescent | convalescenter | convalescentst |
verbogen | convalescente | convalescentere | convalescentste |
partitief | convalescents | convalescenters | - |
convalescent [3]
1.
- Het woord convalescent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "convalescent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ convalescent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).