controlepunt
- con·tro·le·punt
- samenstelling van controle zn en punt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | controlepunt | controlepunten |
verkleinwoord | controlepuntje | controlepuntjes |
het controlepunt o
- plaats waar iets gecheckt of gemeten wordt
- De robot rapporteerde haastig aan zijn centrale controlepunt dat nu alles in deze allerheerlijkste wereld weer helemaal in orde was; de alarminstallaties kwamen onmiddellijk tot rust en het leven hernam zijn normale loop. Althans, bijna normale. [1]
- Zodra de poort ver genoeg open was om erdoor te glippen, bleven de mannen bij het controlepunt staan en keken over de vlassige pollen paars gras naar het tropische woud dat de twee nederzettingen van elkaar scheidde. [2]
- Wanneer we kijken naar het aandeel roet, dan laten de eerste resultaten gemeten door de Vlaamse Milieumaatschappij een positief beeld zien. In de lage-emissiezone daalt het roetaandeel, terwijl het stabiel blijft op de controlepunten buiten de zone, al geeft de schepen aan dat ook de roetresultaten nog omzichtig moeten worden bekeken. Er is minstens een jaar aan meetgegevens nodig, vindt ze.[3]
1. plaats waar iets gecheckt of gemeten wordt
- Het woord controlepunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "controlepunt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Adams, DouglasGrotendeels ongevaarlijk [2010] ISBN 978-90-225-5614-6 pagina 54
- ↑ Adams, Douglas Eoin ColferHitchhiker's Guide deel zes van drie En dan nog iets ... [2010] ISBN 978-90-225-5659-7 pagina 195
- ↑ de Standaard 06/oktober/2017 door gdc
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be