contraceptief
- con·tra·cep·tief
- afgeleid van contraceptie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contraceptief | contraceptieven |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | contraceptief | contraceptiever | contraceptiefst |
verbogen | contraceptieve | contraceptievere | contraceptiefste |
partitief | contraceptiefs | contraceptievers | - |
contraceptief [2]
- de bevruchting (conceptie) tegengaand
- Het woord contraceptief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.