• con·di·ti·o·ne·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
conditioneren
conditioneerde
geconditioneerd
zwak -d volledig

conditioneren

  1. als voorwaarde stellen, bedingen
  2. (psychologie) in zekere toestand brengen of houden
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]