• com·pact·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord compactheid compactheden
verkleinwoord

de compactheidv

  1. de eigenschap van iets dat het een (relatief) kleine omvang heeft
     De organiserende stad kan er voor kiezen om een aantal sporten naar andere steden of zelfs naar een ander land te verplaatsen. "De compactheid van de Spelen moet worden afgewogen tegen het voordeel van bestaande accommodaties", stelt John Coates. De vice-voorzitter van het IOC benadrukt daarmee het belang van duurzaamheid.[1]
  2. het samengedrongen en daardoor stevig zijn
     Groot pluspunt voor de trainer van Feyenoord was de compactheid waarmee zijn team speelde. "We hebben op die ene misser na niks weggegeven. Het elftal stond stukken beter dan de vorige keer."[2]
  3. (bouwkunde) de mate waarin de verhouding inhoud / oppervlak groter is
     Tegelijkertijd is volgens mij de compactheid van het Apple-ringgebouw niet zo best en dat zal het bedrijf gaan merken in de primaire energievraag. Dat kan door hernieuwbare energie wel weer worden gecompenseerd, al vind ik het beter om onnodige vraag te voorkomen."[3]
  1.   Weblink bron “IOC is akkoord: Spelen worden goedkoper” (08-12-2014), NOS
  2.   Weblink bron “Van Bronckhorst ziet één misser: maar wel een heel dure” (21-02-2016), NOS
  3.   Weblink bron
    Nando Kasteleijn
    “Apples 'ruimteschip': een marketingmachine van 5 miljard” (12-09-2017), NOS