communautair
- com·mu·nau·tair
- afgeleid van het Franse communautaire met het achtervoegsel -air
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | communautair | communautairder | communautairst |
verbogen | communautaire | communautairdere | communautairste |
partitief | communautairs | communautairders | - |
communautair [1]
- betrekking hebbend op de gemeenschap: in Europa vooral betrekking hebbend op de gemeenschap van staten, in België betrekking hebbend op de verhouding tussen Vlaanderen en Wallonië
- - Men spreekt dan van een communautair recht.
- - Communautair vervoer is vervoer tussen twee landen van de EU.
1. betrekking hebbend op de gemeenschap
- Het woord communautair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "communautair" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be