Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·lec·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord collector collectoren
collectors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de collectorm

  1. iets dat of iemand die verzamelt, een verzamelaar
  2. (elektrotechniek) onderdeel van een motor of dynamo waar de stroom via de borstels wordt doorgegeven aan de rotor
  3. (elektrotechniek) een van de 3 wezenlijke onderdelen van een transistor
  4. (verouderd) (beroep) belastinginner
Hyponiemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen