Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·las·ting·in·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord belastinginner belastinginners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de belastinginnerm

  1. (beroep) iemand die belastinggelden ophaalt voor de overheid
     Het vermoeden is dat een bewoner van het bouwwerk ook belastinginner was en de munten in tijden van gevaar in de grond heeft verstopt. Om een onbekende reden heeft hij ze er nooit uit gehaald.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Resten hoeve gevonden, dicht bij vindplaats muntschat Goeree-Overflakkee” (Vrijdag 8 mei 2020, 09:23), NOS