belastinginspecteur

  • be·las·ting·in·spec·teur
enkelvoud meervoud
naamwoord belastinginspecteur belastinginspecteurs
verkleinwoord - -

de belastinginspecteurm

  1. (beroep) hoofd van de belastingdienst aan wie de feitelijke uitvoering van de belastingwetten is opgedragen
    • Een Nederlandse belastinginspecteur gaf de Amerikaanse multinational Procter & Gamble in zijn eentje toestemming om 676 miljoen dollar onbelast naar de Kaaimaneilanden te sluizen. Daardoor liep de Nederlandse schatkist 169 miljoen dollar (ruim 145 miljoen euro) mis [1]