Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • club·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord clubman clubmannen
clublui
clublieden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de clubmanm

  1. mannelijk lid is van een club
    • ,,Assistent zijn bij een club op een hoger niveau zou ik ook mooi vinden”, zegt Woutersen (43), een echte clubman. Hij was eerder actief bij Albatross als jeugdtrainer en trainer van het tweede elftal. Halverwege het seizoen 2015/2016 stapte hij in als hoofdtrainer. De zondagsclub uit Ugchelen staat er als zesde in de derde klasse B goed voor. [1] 
    • Wentink was de afgelopen tijd al waarnemend voorzitter van HSC. Hij werd zaterdag door HSC tevens verkozen tot clubman van het jaar. [2] 
  2. Britse naam voor een sportief voertuig, dat bedoeld is voor gebruik op de openbare weg
    • Clubman is Britse naam voor een sportief voertuig, dat bedoeld is voor gebruik op de openbare weg. De naam stamt van het gebruik in clubs, die zich bezighielden met het bedrijven van een bepaalde sport op amateurniveau. Zo heette een niet al te dure racefiets "clubman", maar ook sportieve auto's en motorfietsen kregen deze naam. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen