chivar
- chi·var
chivar
- onovergankelijk (spreektaal) (Argentinië) zweten
- overgankelijk (spreektaal) (Argentinië) doen zweten
- overgankelijk (Caraïben, Guatemala) ergeren, pesten
- overgankelijk (spreektaal) klikken, verraden
- overgankelijk (Cuba) bederven, beschadigen (bijv. reputatie)
- onovergankelijk (Argentinië, Guatemala, Honduras) chagrijnig, geïrriteerd zijn