vrouw die chemokuur krijgt
  • che·mo·kuur
enkelvoud meervoud
naamwoord chemokuur chemokuren
verkleinwoord chemokuurtje chemokuurtjes

de chemokuurv / m

  1. een medicamenteuze behandeling van een kwaadaardigheid, behandeling met chemotherapeutica
    • Je zit met iemand in de huiskamer en je praat over wat je niet begrijpt, en in dat praten komen woorden voor als ‘tumor’, ‘opgezet weefsel’, ‘chemokuur’, ‘cytostatica’, ‘biopt’ en al die andere termen die mensen ineens tegen elkaar gebruiken alsof ze gewend zijn over lichamen te praten als afstandelijke beschouwers en ze niet langer de vanzelfsprekende bewoners van hun lichaam zijn. Het zijn nuchtere, en ook wel vervreemdende gesprekken, want ze houden alles op afstand. [2] 
  2. (pejoratief) iemand die kaal is
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. chemokuur op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Marjoleine de Vos 27 januari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be