centralistisch
- cen·tra·lis·tisch
- afgeleid van centralist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | centralistisch | centralistischer | |
verbogen | centralistische | centralistischere | |
partitief | centralistisch | centralistischers | - |
centralistisch [1]
- met betrekking tot het centralisme, uit één centraal punt denkend, regelend, of met een voorkeur daarvoor
- Het woord centralistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.