cease
- Van Middelengels cesen, wat is ontleend aan Oudfrans cesser. Verder te herleiden tot Latijn cessare.[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
cease | ceases |
cease
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to cease |
he/she/it | ceases |
verleden tijd | ceased |
voltooid deelwoord |
ceased |
onvoltooid deelwoord |
ceasing |
gebiedende wijs | cease |
cease
- overgankelijk beëindigen, ophouden met, staken, stoppen met
- «Cease your quarrels!»
- Stop met ruziemaken!
- «Cease your quarrels!»
- onovergankelijk, onpersoonlijk een einde nemen, eindigen ophouden [1], stilvallen
- «Their relationship had ceased.»
- Hun relatie was geëindigd.
- «Their relationship had ceased.»
- Cease to...
- ↑ cease (v.), Online Etymology Dictionary