cavalier
- ca·va·lier
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘begeleider’ voor het eerst aangetroffen in 1669. [1]
- Van Frans cavalier. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cavalier | cavaliers |
verkleinwoord | cavaliertje | cavaliertjes |
- galante begeleider (van een dame)
- Het woord cavalier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cavalier" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cavalier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cavalier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Leenwoord uit Oudoccitaans cavallier (ook geleend in Italiaans cavaliere), aangetroffen sinds de 15e eeuw. [1]
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
cavalier | le cavalier | cavaliers | les cavaliers |
cavalier m
- (paardrijden) ruiter
- (oorlog) lid van de cavalerie
- (geschiedenis) bijnaam voor een aanhanger van de Engelse koning Karel I
- galante begeleider (van een dame)
- (spel) krijgertje
- ↑ Weblink bron cavalier in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr