cassatie
- cas·sa·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vernietiging van vonnis’ voor het eerst aangetroffen in 1651 [1]
- Naamwoord van handeling van casseren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cassatie | cassaties |
verkleinwoord | - | - |
- (juridisch) vernietiging van een vonnis in hoogste instantie
- In België is het hof van Cassatie en in Nederland is de Hoge Raad het hoogste gerechtshof beiden controleren of een lagere rechtbank alle regels goed heeft toegepast.
- Het woord cassatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cassatie" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cassatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cassatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be