Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cam·pag·ne·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord campagnetijd campagnetijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de campagnetijdm

  1. de tijd dat politieke partijen hun verkiezingscampagne houden
     Een woordvoerder van Van der Bellen noemt de vergelijking onacceptabel en ongekend. "Hoe diep wil je zakken in campagnetijd?" Het team van Van der Bellen, lid van de Groenen, denkt volgens lokale media na over juridische stappen.[1]
     Het was niet de eerste ontmoeting tussen Farage en Trump. De UKIP-politicus bezocht Trump ook al tijdens de campagnetijd.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Ophef in Oostenrijk: presidentskandidaat vergeleken met Hitler” (Dinsdag 22 november 2016, 12:48), NOS
  2.   Weblink bron “Trump spreekt met Farage” (Zondag 13 november 2016, 01:45), NOS