camioneur
  • ca·mi·o·neur
enkelvoud meervoud
naamwoord camioneur camioneurs
verkleinwoord

de camioneurm

  1. (beroep) vrachtwagenchauffeur
     'Wilde acties van camioneurs verslechteren onze concurrentiepositie ten opzichte van lagelonenlanden', aldus Erik Vandervreken, directeur Automobiel van Agoria.[1]
34 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    ivb
    “REACTIE: Blokkades kosten autosector 85 miljoen euro” (18/06/2008), De Standaard
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be