• byg·ger
  • Afleiding van het Noorse werkwoord bygge met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 2364

bygger

  1. tegenwoordige tijd van bygge
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bygger     byggeren     byggere     byggerne  
genitief   byggers     byggerens     byggeres     byggernes  

bygger, m

  1. (bouwkunde) bouwer (mannelijke vorm)
  2. (bouwkunde) bouwster (vrouwelijke vorm)


  • byg·ger

bygger

  1. tegenwoordige tijd van bygga

bygger

  1. tegenwoordige tijd van bygge