Nederlands

 
buurtcentrum Oosterpark
Uitspraak
Woordafbreking
  • buurt·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtcentrum buurtcentrums
buurtcentra
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

buurtcentrum o [1]

  1. gebouw waar allerlei activiteiten van en voor de bewoners van een buurt plaatsvinden
    • Als de SP ergens had moeten profiteren van het megaverlies van de PvdA, dan hier: in de Oost-Indische buurt in Groningen. Meer dan de helft van de inwoners van deze wijk werkt niet. Een kwart van de mensen leeft onder of rond het sociaal minimum. Wat je er ziet: scooters in voortuinen, her en der afval op straat, slecht onderhouden kozijnen. Maar ook: een buurtcentrum waar bijstandsmoeders lunchen met vluchtelingen die er Nederlands komen leren. De PvdA ging van 40 procent van de stemmen in 2012 naar 6 procent. [2] 
    • We gaan koffie drinken in buurtcentrum De Evenaar. Vier mannen en twee vrouwen spelen biljart. Een grote man komt op Vliegenthart af en geeft hem een hand: „Volhouden, hoor.” „De PVV doet niks tegen lekkende dakgoten. Ik heb er veel zorgen over, maar het is te simpel om tegen mensen te zeggen: u stemt op de verkeerde partij. Dus dan stroop je als SP’er de mouwen op en ga je nog meer doen voor buurten als deze.” „Als je daadwerkelijk iets wilt veranderen, moet je zelf in de buurt zijn. Dat is een project van de lange adem. De beste eigenschap van een revolutionair, zei Fidel Castro, is geduld.” [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mark Lievisse Adriaanse 4 mei 2017
  3. NRC Petra de KoningBas Blokker 19 februari 2017