Nederlands

 
Busstrook
Uitspraak
Woordafbreking
  • bus·strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord busstrook busstroken
verkleinwoord busstrookje busstrookjes

Zelfstandig naamwoord

de busstrookv / m

  1. (verkeer) een weg of gedeelte van een weg waar alleen bussen (en trams) mogen rijden.
    • Busstroken en -banen dragen bij aan een betere doorstroming van het busverkeer, waardoor reizigers sneller van A naar B kunnen reizen en het vervoerbedrijf minder bussen en personeel nodig heeft om dezelfde ritfrequentie te kunnen aanbieden. 
Synoniemen

Meer informatie