Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bu·ru·pie·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burupieper burupiepers
verkleinwoord burupiepertje burupiepertjes

Zelfstandig naamwoord

de burupieperm

  1. (zangvogels) Anthus ruficollis   een zangvogel die in 1923 door Lionel Walter Rothschild & Ernst Hartert geldig werd beschreven in een apart geslacht Madanga dat werd gerekend tot de familie brilvogels. Volgens uitgebreid onderzoek, dat in 2015 werd gepubliceerd, is de soort, net als de Bocages langsnavelzanger, verwant aan de kwikstaarten en piepers (Motacillidae). Het is een bedreigde, endemische vogelsoort op Buru (Molukken, Indonesië)
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie