Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ger·stand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burgerstand burgerstanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

burgerstand m [1]

  1. de klasse van de burgers (boven de boerenstand maar lager in rang dan de adel of de geestelijkheid)
    • De lof van het landleven, een steeds terugkerend thema in het werk van Horatius, wordt bezongen in de tweede Epode: „Gelukkig is de man die ver van het zakenleven,/ zoals de mensen van weleer,/ de akkers zijner vaderen met eigen ossen afbeult,/ van elke schuldenlast verlost,/ en niet op veldtocht ruw ontwaakt door een trompet/ noch huivert voor een boze zee,/ het Forum weet te mijden en de trotse drempels/ van de voorname burgerstand.” [2] 
    • In de beroemde opsomming van Pennewip waarin de Derde Klasse van de burgerstand wordt getypeerd, de klasse waarin de familie Pieterse thuishoort, staat bij Multatuli: ‘Slapen in één kamer. Kraamschut. Meid, ‘halve naaister’ en ’n mens.’ Bij u is dat geworden: ‘Slapen in één kamer. Scherm rond kraambed. Dienstmeid, ‘halve naaister’ en een ‘vrouw’. Dat verheldert niets en is saaier en minder ritmisch dan de oorspronkelijke tekst. [3] 
    • Dat is veel voor een roman waarin maar net genoeg gebeurt om een fikse novelle te rechtvaardigen. Want wat overkomt de gefortuneerde Kemal nu helemaal? Hij verlooft zich met een aantrekkelijk meisje uit zijn eigen kring, de gegoede en verwesterste burgerstand van Istanbul. Maar kort daarvoor heeft hij de achttienjarige Füsun leren kennen en van haar is hij helemaal hoteldebotel. Twee relaties tegelijk, dat gaat niet – maar wanneer Kemal zijn verloving verbreekt, blijkt Füsun inmiddels gevlogen. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen