burgeren
- bur·ge·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
burgeren |
burgerde |
geburgerd |
zwak -d | volledig |
burgeren
- overgankelijk (verouderd) tot burger maken, burgerrecht verlenen
- overgankelijk (figuurlijk) (verouderd) gewoon maken
- Het woord 'burgeren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "burgeren" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Dr. Schaepman. Deel 3. Eerste stuk.” (1927), Dagblad en Drukkerij "Het Centrum", Utrecht/Amsterdam / Veritas. C.H. & H. Courtin, Antwerpen, p. 63
- ↑ Weblink bron J. le Francq van Berkhey“Natuurlyke historie van Holland. Deel 3.”, eerste stuk (1772), Yntema en Tieboel, Amsterdam, p. 179 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be