bullenbijter
- bul·len·bij·ter
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
- samenstelling van bull zn en bijter zn met het invoegsel -en- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bullenbijter | bullenbijters |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord bullenbijter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "bullenbijter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bullenbijter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).