buitenhaven
- Geluid: buitenhaven (hulp, bestand)
- bui·ten·ha·ven
- samenstelling van buiten en haven zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenhaven | buitenhavens |
verkleinwoord | buitenhaventje | buitenhaventjes |
- deel van een haven dat het dichtst bij de zee ligt; deel van de haven dat buiten de schutsluizen ligt
- ▸ Ineens lagen er lange strepen schaduw over de sluiskade van de masten in de buitenhaven, de perspectief verhevigend, zijn perspectief, alle wegwijzend naar het westen.[2]
- ▸ "Het was rustig weer, dan hoeft er niet veel schade te zijn", zegt een woordvoerder van Damen Shipyards. "Maar of dat zo is moeten we nog bekijken." Het jacht is nu naar de Buitenhaven van Vlissingen gesleept.[3]
1. deel van een haven dat het dichtst bij de zee ligt; deel van de haven dat buiten de schutsluizen ligt
- Het woord buitenhaven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Gewassen vlees” (2014), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021436173
- ↑ Weblink bron “Luxe jacht even aan de grond bij Vlissingen” (26-12-2019), NOS