Startpagina
Willekeurig
Aanmelden
Instellingen
Financieel bijdragen
Over WikiWoordenboek
Disclaimers
Zoeken
buikhaar
Taal
Volgen
Bewerken
Inhoud
1
Nederlands
1.1
Uitspraak
1.2
Woordafbreking
1.3
Woordherkomst en -opbouw
1.4
Zelfstandig naamwoord
1.5
Zelfstandig naamwoord
1.6
Gangbaarheid
1.7
Meer informatie
1.8
Verwijzingen
Nederlands
Uitspraak
Geluid
:
buikhaar
(
hulp
,
bestand
)
IPA
:
/ ˈbœykhar /
(2 lettergrepen)
Woordafbreking
buik·haar
Woordherkomst en -opbouw
samenstelling
van
buik
zn
en
haar
zn
enkelvoud
meervoud
naamwoord
buikhaar
buikharen
verkleinwoord
buikhaartje
buikhaartjes
Zelfstandig naamwoord
de
buikhaar
v
/
m
(
anatomie
)
vezel die voor op de onderzijde van de romp groeit
▸
Kun jij deze
buikhaar
van me recht krijgen?
[
1
]
enkelvoud
meervoud
naamwoord
buikhaar
-
verkleinwoord
-
-
Zelfstandig naamwoord
het
buikhaar
o
geen meervoud
(
anatomie
)
beharing op de buik, het geheel van vezels die uit de opperhuid voor op de onderzijde van de romp groeien
▸
Vantussen haar gesloten dijen klimt het krullende
buikhaar
naarboven tot aan haar navel.
[
2
]
Gangbaarheid
Het woord 'buikhaar' staat niet in de
Woordenlijst Nederlandse Taal
van de Taalunie.
Meer informatie
Zie
Wikipedia
voor meer informatie.
Verwijzingen
↑
Weblink bron
Noni Lichtveld
Een speurtocht naar Anansi (4 juni 1988) in:
OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis.
, jrg. 8 nr. 1 (mei 1989), Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, Nijmegen, p. 27
↑
Weblink bron
Sybren Polet
“De sirkelbewoners.” (1970), De Bezige Bij, Amsterdam,
ISBN 9023403363
, p. 95