Tymus
Thymus


  • bris·sel
  • Herkomst onzeker, mogelijk uit het Duits; vgl. het Duitse woord  Bries zn  en het Duitse streektaalwoord Briesel
Naar frequentie 149361
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   brissel     brisselen     brisler     brislene  
genitief   brissels     brisselens     brislers     brislenes  

brissel, m

  1. (anatomie), thymus, thymusklier, zwezerik
    «Noen mennesker har antagelig en særlig stor og effektiv brissel og følgelig lettere for å bli fete enn andre.»
    Sommige mensen hebben waarschijnlijk een bijzonder grote en effectieve thymusklier en worden daardoor sneller dik dan anderen.
  2. (medisch) (wetenschappelijk) thymus, thymusklier (→  groeistoornis zn )
  3. (voeding) zwezerik, vooral kalfszwezerik en lamszwezerik
    «Kokken skulde sørge for litt aftensmat noget laks og majones og noget kalvebrissel og artiskokker.»
    De chef-kok moet zorgen voor en klein diner wat zalm en mayonaise, kalfsborst en artisjokken aanbieden.
  1. De schrijfwijze 'thymus' is vanaf 1 juli 2005 verouderd, zie  thymus zn .


  • bris·sel
  • Herkomst onzeker, mogelijk uit het Duits; vgl. het Duitse woord  Bries zn  en het Duitse streektaalwoord Briesel
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   brissel     brisselet     brissel     brissela  

brissel, o

  1. (anatomie), thymus, thymusklier, zwezerik
  2. (medisch) (wetenschappelijk) thymus, thymusklier (→  groeistoornis zn )
  3. (voeding) zwezerik, vooral kalfszwezerik en lamszwezerik
  1. De schrijfwijze 'thymus' is vanaf 1 juli 2005 verouderd, zie  thymus zn .

brissel

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van brissel