brilgebaar
- Geluid: brilgebaar (hulp, bestand)
- bril·ge·baar
- samenstelling van bril en gebaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brilgebaar | brilgebaren |
verkleinwoord | brilgebaartje | brilgebaartjes |
het brilgebaar o
- (sport) gebaar waarbij een speler met de vingers van beide handen de vorm van een brilmontuur nabootst om aan te geven dat de scheidsrechter zijns inziens blind is
- KNVB schorst verzorger voor maken brilgebaar
- Het woord 'brilgebaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.