• bril·ge·baar
enkelvoud meervoud
naamwoord brilgebaar brilgebaren
verkleinwoord brilgebaartje brilgebaartjes

het brilgebaaro

  1. (sport) gebaar waarbij een speler met de vingers van beide handen de vorm van een brilmontuur nabootst om aan te geven dat de scheidsrechter zijns inziens blind is
    • KNVB schorst verzorger voor maken brilgebaar