• bre·vet
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘diploma’ voor het eerst aangetroffen in 1444 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord brevet brevetten
verkleinwoord brevetje brevetjes

het breveto [3]

  1. diploma waarbij een bevoegdheid tot het uitoefenen van een functie wordt verleend
96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


  • bre·vet
Naar frequentie 3154

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev


  • bre·vet
Naar frequentie 1709

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev


  • bre·vet

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev


Naar frequentie 2222

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev