(heteroniem)

  • [A] bre·ve·tje
  • [B] bre·vet·je
  • [A] afgeleid van  breve zn  met het achtervoegsel -tje
  • [B] afgeleid van  brevet zn  met het achtervoegsel -je

[A] het brévetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord breve
    • Het brevetje boven de a leek haast een umlaut. 

[B] het brevétjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord brevet
     Op vijfjarige leeftijd kan een toekomstige mensenredder zijn eerste brevetje halen[1]
  1.   Weblink bron Brigades verenigd in IJmuiden in: Het Parool  , jrg. (29 december 1995), p. 6 kol. 5