• bra·ziel
  • van Spaans of Portugees brasil in de betekenis van ‘houtsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1602 [1] [2] [3]
    De Spanjaard Kinichi spreekt rond 1190 van verfstofhoudende houtsoorten die hij Bresil of Brasil noemt, afgeleid van brasa "sintel". De Spanjaarden ontdekten in 1500 Zuid-Amerika en gaven de naam Brazilië aan het land waar het braziel veel in bossen voorkwam. [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord braziel braziels
verkleinwoord - -

het brazielo

  1. donkerrood of bruingeel, zeer hard hout uit Zuid-Amerika, vroeger voornamelijk voor de bereiding van verfstoffen gebruikt
  2. een rood pigment dat uit brazielhout wordt verkregen. Het staat ook bekend als Natural Red 24
  3. Braziliaanse tabak
17 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[5]