braziel
- bra·ziel
- van Spaans of Portugees brasil in de betekenis van ‘houtsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1602 [1] [2] [3]
De Spanjaard Kinichi spreekt rond 1190 van verfstofhoudende houtsoorten die hij Bresil of Brasil noemt, afgeleid van brasa "sintel". De Spanjaarden ontdekten in 1500 Zuid-Amerika en gaven de naam Brazilië aan het land waar het braziel veel in bossen voorkwam. [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | braziel | braziels |
verkleinwoord | - | - |
het braziel o
- donkerrood of bruingeel, zeer hard hout uit Zuid-Amerika, vroeger voornamelijk voor de bereiding van verfstoffen gebruikt
- een rood pigment dat uit brazielhout wordt verkregen. Het staat ook bekend als Natural Red 24
- Braziliaanse tabak
- Het woord braziel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "braziel" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "braziel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ braziel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron H.G.Th. Frencken“T bouck van wondre, 1513.” (1934), Drukkerij H. Timmermans, Roermond, p. 166
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be