braveren
- bra·ve·ren
- uit het Frans [1]
braveren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
braveren |
braveerde |
gebraveerd |
zwak -d | volledig |
- op luide toon en met veel ophef zich trots verheffen
- ▸ En we galmden het uit daar op die kleine lagere school, achter de hervormde kerk: „Ons vijanden braveren/ In ’t Westen en in ’t Oost;/ Maar in de Naam des Heeren/ Ben ik hun macht getroost!” ”Braveren” is de branie uithangen, opscheppen, en ”ben ik hun macht getroost” betekent: ik verzet mij moedig tegen hun macht”, legde de meester uit.[3]
- Het woord braveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "braveren" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ braveren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron drs. N. C. van Velzen“Met Resler in Rouveen” (30-03-2013), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be