brandblusapparatuur

  • brand·blus·ap·pa·ra·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord brandblusapparatuur
verkleinwoord

de brandblusapparatuurv

  1. toestel waarmee men een brand kan blussen
     Met de brandblusapparatuur van de kustwacht werd zout water opgepompt en naar het brandende huis gespoten, maar het was natuurlijk al te laat.[1]
     Brandblusapparatuur en waterleidingen moeten straks beter bestand zijn tegen aardbevingen. Het mobiele noodaggregaat wordt op een hogere plaats neergezet, zodat de stroomvoorziening bij een overstroming niet in gevaar komt.[2]
  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  2.   Weblink bron “Borssele schroeft veiligheid op” (24-07-2011), NOS