Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blus

Werkwoord

vervoeging van
blussen

blus

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blussen
    • Ik blus. 
  2. gebiedende wijs van blussen
    • Blus! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blussen
    • Blus je? 


Indonesisch

Woordafbreking
  • blus
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

blus

  1. (kleding) bloes (voor vrouwen)