blus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blus
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blussen |
blus
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blussen
- Ik blus.
- gebiedende wijs van blussen
- Blus!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blussen
- Blus je?
Indonesisch
Woordafbreking
- blus
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Nederlands "bloes"
Zelfstandig naamwoord
blus