• bra·gu·et·te
  • Afkomstig van de verkleinvorm van het Franse zelfstandige naamwoord brague (= wijde broeken)
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   braguette     braguetten     braguetter
ook: braguettes  
  braguetterne  
genitief   braguettes     braguettens     braguetters
ook: braguettes'  
  braguetternes  

braguette, g

  1. (kleding) braguette, codpiece, schaambuidel, schaamkap, kulzak, kullezak


  • bra·guette
  • Verkleinvorm van het Franse zelfstandige naamwoord brague met het achtervoegsel -ette
  • Het woord brague of braies is ontleend aan Gallo-Romaans bracca, braca "een type broek met rijgkoord" (verwant aan Nederlands broek).

braguette v

  1. (kleding) gulp