boyscout
  • boy·scout
  • uit het Engels[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord boyscout boyscouts
verkleinwoord

de boyscoutm

  1. jongen die lid is van de padvinderij; lid van de scouting
    • De 70-jarige Gates was in zijn jonge jaren zelf een fanatieke en gelauwerde 'Boyscout'. Hij werd donderdag op de jaarvergadering in Nashville gekozen tot preses. Gates was al erelid van de Order of the Arrow (Orde van de Pijl) van de scouts. [2] 
    • In 2002 vertelde Frans Timmermans aan NRC Handelsblad dat een Amerikaanse priester hem had misbruikt. Vroeger zat Timmermans bij de Amerikaanse boyscouts. Charlies Rose was toen een leider bij de scouts en hij vergreep zich aan de toen 13-jarige Frans. [3] 
81 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]