Nederlands

 
een zaal die op een hogere etage dan de begane grond is gelegen
Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenzaal bovenzalen
verkleinwoord bovenzaaltje bovenzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

bovenzaal v/m [1]

  1. een zaal die op een hogere etage dan de begane grond is gelegen en meestal wat kleiner is dan de benedenzaal
    • In de bovenzaal van Baut staat een jaloersmakend roze bank op het podium en een fauteuil in de vorm van een hand met vingers. "Die wilde ik per se,"zegt Windgassen.[2] 
    • Verwacht een show van zo'n 1,5 à 2 uur. "Het is in de Upstairs, de bovenzaal van de Melkweg. Daar passen zo'n 200 man in dus het is best klein en exclusief. Ik had ook de grote zaal kunnen afhuren, maar dan zou ik misschien nog harder moeten huilen. Bovendien: hiphop moet je beleven, ik vind het tof als je de rapper bijna kunt aanraken."[3] 
    • Zwarte Koffie, het wekelijkse hiphop-, disco, funk en soulfeest in de Paradiso, bestaat vijf jaar. De kelder van Paradiso wordt voor de gelegenheid voorzien van muziek door Axel Nielsen en zijn mannen, terwijl Kremlin Disko vijf uur draait in de bovenzaal. In de grote zaal staan Mr.Speak en dj D-Rok.[4] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen