Het Bouwsel
  • bouw·sel

hetbouwselo

  1. (schertsend) iets wat gebouwd is maar niet heel nuttig of degelijk is
    • „We hebben een stuk grond van 10 bij 18 meter, met daarop een blokhut van 3 bij 4. Eigenlijk is het best zonde dat al die eilanden volgebouwd raken, met bouwsels in alle kleuren van de regenboog. Maar dat krijg je, de gemeente heeft al decennia duidelijke regelgeving verzuimd.[2] 
98 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[3]