bouwboer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·boer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw ww en boer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwboer | bouwboeren |
verkleinwoord | bouwboertje | bouwboertjes |
Zelfstandig naamwoord
de bouwboer m
Gangbaarheid
- Het woord 'bouwboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.