• bour·gon·disch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bourgondisch bourgondischer
verbogen bourgondische bourgondischere
partitief bourgondisch bourgondischers -

bourgondisch [1]

  1. kenmerkend voor de Bourgonidiërs
  2. overdadig met name van van eten en drinken; passend bij een levensgenieter
     Hans Huijs is al zo'n dertig jaar supporter. Daardoor heeft hij al verschillende degradaties meegemaakt. "Op slechte dagen volgen natuurlijk heel goede dagen", zegt hij. "En wij kijken altijd uit naar een feestje. Zo bourgondisch zijn wij wel ingesteld. Hoogtepunten moet je koesteren."[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “VVV Venlo kijkt weer uit naar 'bourgondisch' promotiefeestje” (Vrijdag 14 april 2017, 09:41), NOS