bouffante

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bouffante    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bouf·fan·te

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘das’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1839

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bouffante	bouffantes
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de bouffante v / m

1. (kleding) (lange gebreide wollen) das

Verwante begrippen

• halsdoek, sjaal

Vertalingen

    1.   

Engels: shawl (en)

Spaans: chal (es) m, mantón (es) m

Gangbaarheid

• Het woord bouffante staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouffante" herkend door:

34 %	van de Nederlanders;
26 %	van de Vlamingen.