• bot·send
vervoeging van: botsen
verbogen vorm: botsende

botsend

  1. onvoltooid deelwoord van botsen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen botsend botsender botsendst
verbogen botsende botsendere botsendste
partitief botsends botsenders -

botsend

  1. tegen elkaar slaand
    • De botsende autootjes op de kermis werden niet voor niets botsauto's genoemd. 
  2. ruzie makend
    • De twee mannen konden geen overeenkomst vinden in hun botsende standpunten.