bosbouwkundig
- Geluid: bosbouwkundig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌbɔzbɑuˈkʏndəx / (4 lettergrepen)
- bos·bouw·kun·dig
- afgeleid van bosbouwkunde zn met het achtervoegsel -ig [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bosbouwkundig | bosbouwkundiger | bosbouwkundigst |
verbogen | bosbouwkundige | bosbouwkundigere | bosbouwkundigste |
partitief | bosbouwkundigs | bosbouwkundigers | - |
bosbouwkundig
- met betrekking tot de kennis over de teelt van bomen, vanuit de studie naar aanleg en beheer van bossen
- De natuur krijgt van de verzekeraar de vrije hand. Rentmeester Luuk Geerts: „Bosbouwkundig is er niets mogelijk, dus laten we het maar zo." [2]
- Het woord bosbouwkundig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Bos sterft bij Bakkeveen door overtollig water" in: Leeuwarder Courant jrg. 243 nr. 163 (14 juli 1994); p. 17, fotobijschrift; geraadpleegd 2018-11-08