bosbouwkundige
- Geluid: bosbouwkundige (hulp, bestand)
- IPA: / ˌbɔzbɑuˈkʏndəɣə / (5 lettergrepen)
- bos·bouw·kun·di·ge
- zn: afgeleid van bosbouwkundig bn met het achtervoegsel -e
- bn: bosbouwkundig bn met de uitgang -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbouwkundige | bosbouwkundigen |
verkleinwoord | - | - |
- (beroep) iemand die aanleg en beheer van bossen bestudeert
- Van tevoren hadden we de verwachting dat er een soort chemie zou ontstaan, door al die vakmensen bij elkaar, van sociaal-geograaf tot politicoloog en bosbouwkundige. [1]
bosbouwkundige
- verbogen vorm van de stellende trap van bosbouwkundig
- Hoewel deskundigen vraagtekens hebben geplaatst bij zowel de financiële als de bosbouwkundige onderbouwing van zijn plantage in Ghana, zegt Von Berg zich vooral te laten leiden door zijn liefde voor het milieu. [2]
- Het woord bosbouwkundige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Zevenbergen, A.geciteerd in:Bootsma, E."Eerste straat links, op weg naar Peking" in: Trouw jrg. 53 nr. 15530 (7 juni 1995); p. 2 kol. 6; geraadpleegd 2018-11-08
- ↑ Schutten, H."Goudkoorts rond belegging in teak" in: Het Parool jrg. 54 nr. 15242 (26 oktober 1994); p. 17 kol. 3; geraadpleegd 2018-11-08