borne
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | borne | bornen |
genitief | bornen | bornen |
datief | borne | bornen |
accusatief | borne | bornen |
- m bron, fontein, put
- En daer hi drinkende waert van enen borne bider strate. [1]
- m en o bronwater, drinkwater
- «Eenen eemer vol borns. [2]»
- Een emmer vol drinkwater.
- «Eenen eemer vol borns. [2]»
- Ook: borre, borren, born, berne , bern, barn
- [2]: drincborn
borne
- voltooid deelwoord van bear
- Uit het Oudfrans bontie, bodne, ontleend aan de Volkslatijnse vormen bodǐna, botǐna“grens(paal)” (van Gallische oorsprong).[1]
borne v
- (techniek) een openbare computerterminal (voor het opnemen van geld, bestellen van kaartjes of afhalen van bestellingen e.d.)
- kilometerpaal
- (spreektaal) kilometer
- «J'ai roulé cent bornes.»
- Ik heb 100 kilometer gereden. [2]
- «J'ai roulé cent bornes.»